De Volkskrant wijdde op 28 februari 2024 een tweepagina-artikel aan Leesvaardigheid. De kop “Kennis is essentieel voor leesbegrip. Dat zijn we vergeten”. En inderdaad Kennis is essentieel voor leesbegrip. Naarmate kinderen meer woorden kennen en hun kennis van die woorden uitgebreider is, wordt hun leesbegrip groter. Dit effect versterkt zichzelf, omdat lezen voor leerlingen die bijna alle woorden in een tekst al kennen, een leuke activiteit is. Hierdoor zijn ze geneigd meer te lezen en daardoor hun woordenschat verder uit te breiden1.
Het vergroten en verdiepen van leesbegrip is een belangrijk doel in het onderwijs. Lezen begint altijd vanuit de intrinsieke motivatie van een lezer om een concreet en betekenisvol doel te bereiken. Je leest een tekst omdat je iets wilt leren uit die tekst.
Kortom, een goede basis van kennis en woordenschat draagt bij aan effectief leesbegrip.
Effectief lesgeven
Cor Aarnoutse, 84 jaar, heeft zijn hele leven gewerkt aan het keren van de leescrisis. Hij schrijft regelmatig artikelen in wetenschappelijke tijdschriften en vakbladen, en heeft onlangs een artikel gepubliceerd op basis van recent onderzoek, waarin hij vertelt hoe er in de klas effectief lesgegeven kan worden in begrijpend lezen. Maar veel docenten hebben geen tijd (of zin) om na een lange werkdag nog in de literatuur te duiken. ‘Bijscholing van docenten is niet gangbaar,’ zegt Aarnoutse, ‘en dat is zonde.’ Al in 1992 meende Aarnoutse dat lezen werd ondergesneeuwd door de opkomst van de tv. Inmiddels heeft lezen nog meer concurrentie: van de sociale media, Netflix, Pathe Thuis, games, sport… jongeren hebben het druk met andere dingen.
Waarom gaat het steeds slechter met het leesonderwijs?
In 1995 werd Aarnoutse directeur van het Expertisecentrum Nederlands, dat een actieplan voor de Taal moest schrijven. Toch ging het steeds slechter met het leesonderwijs. Aarnoutse somt de redenen op: ‘leraren die het te druk hebben, methoden die niet wetenschappelijk zijn onderbouwd, de lage eisen van de onderwijsinspectie, schoolleiders die te veel bezig zijn met organisatorische taken en te weinig met het onderwijs, de overheid die te weinig regie heeft, te weinig samenwerking tussen wetenschap en lerarenopleidingen.’
Begin jaren ’80 kwam er een nieuwe stroming uit Amerika overwaaien: leesstrategieën. Voor zijn proefschrift onderzocht Aarnoutse in groep 6 3 leesstrategieën:
- het afleiden van de hoofdgedachte uit een informatieve tekst
- het trekken van een logische conclusie
- het afleiden van de bedoeling van de hoofdpersoon in een verhalende tekst
Inhoudelijke kennis en leesbegrip
Wat bleek was dat het toepassen van leesstrategieën effect heeft, maar veel tijd en energie vraagt. Ook plaatste Aarnoutse een belangrijke kanttekening: pas als er genoeg inhoudelijke kennis is bijgebracht, had het zin om de nodige strategische kennis bij leerlingen te ontwikkelen.’ En nu juist dit laatste is een beetje vergeten bij de huidige manier van lesgeven. Door de nadruk op de strategieën is de aandacht voor de inhoud van de tekst verminderd, de teksten worden dan als los zand en hebben geen samenhang meer. De verslapte aandacht voor de zaakvakken, Biologie, Aardrijkskunde, Geschiedenis zijn daar mede debet aan. De eisen zijn steeds lager komen te liggen, zegt Aarnoutse. Je kunt wel denken met de moderne technologie is alles op te zoeken op het internet, maar de praktijk en de wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat kennis een absolute voorwaarde is voor leesbegrip.
Stappenplan voor leraren
Wat welk werkt, is Modelling. De leraar doet voor hoe het moet. Hij leest voor, hardop denkend, als een acteur laat hij zien welke activiteiten hij allemaal uitvoert om de tekst te begrijpen. Hij is kritisch, stelt zichzelf (en de klas) vragen, laat kinderen de tekst nog eens lezen. Daarvoor kiest hij rijke, thematische teksten, liefst uit de zaakvakken.
Een goede leesles zou er dus zo uit moeten zien, volgens Aarnoutse:
- Voorbereiding: Leraar selecteert zorgvuldig een rijke, lange tekst over interessant onderwerp uit de zaakvakken, verdiept zich in de inhoud en weet wat de leerlingen al van het ondewerp weten en welke begrippen uitleg behoeven;
- Lesfase 1: Leraar wekt belangstelling voor onderwerp en legt moeilijke begrippen uit. Leraar leest tekst hardop en nadenkend voor, leerlingen lezen aandachtig mee. Leraar geeft synoniemen, leest lastige zinnen opnieuw en legt hardop denkend verbanden. Leraar stelt regelmatig begripsvragen en beantwoord die zelf, wikkend en wegend. Soms trekt hij verkeerde conclusie, komt er later op terug en corrigeert zichzelf;
- Lesfase 2: Leraar gaat in gesprek met leerlingen. Daagt ze uit om vragen over de tekst te stellen, speelt ze door naar andere leerlingen, beantwoordt de vragen uiteindelijk zelf.
- Lesfase 3: Leraar verdeelt klas in kleine groepjes van 2 of 3 en laat leerlingen discussiëren over de inhoud van de tekst.
Lees het hele artikel over kennis en leesbegrip hier: Wat er misgaat met begrijpend lezen, volgens de grondlegger ervan: ‘Kennis is een absolute voorwaarde. Dat zijn we vergeten’ (volkskrant.nl)
Bron foto docent: ©Max Fisher, twinkl.co.uk via Artificial Intelligence Will Never Replace Teachers – Why? (prepai.io)
(no rights infringement intended)

